Op de dag van Groeivorm worden we geconfronteerd met een zeer belangrijk onderwerp dat het verdient om in detail te worden behandeld en besproken. De impact die Groeivorm op ons leven heeft gehad valt niet te ontkennen en de relevantie ervan staat buiten kijf. Door de geschiedenis heen is Groeivorm het onderwerp geweest van talrijke studies, debatten en reflecties, wat de betekenis ervan op verschillende gebieden en contexten aantoont. In dit artikel zullen we ons verdiepen in de wereld van Groeivorm, de vele facetten ervan onderzoeken en de invloed ervan op onze huidige samenleving analyseren. Om een compleet en objectief beeld te bieden, zullen we verschillende standpunten en argumenten onderzoeken, om zo ons begrip van Groeivorm en de implicaties ervan te verrijken.
Planten kunnen in groeivormen worden ingedeeld op grond van hun habitus: hun algemene uiterlijke morfologische kenmerken. Bij de zaadplanten wordt dan bijvoorbeeld gekeken naar de mate van verhouting van de stengel (stam) en de mate en plaats van vertakking, naar het al of niet afvallen van de bladeren en hun algemene vorm.
De indeling in groeivormen naar morfologische kenmerken voor zaadplanten is grotendeels verwerkt in de indeling in levensvormen volgens Raunkiær. De verschillende literatuur over definities van groeivormen en levensvormen is vaak verwarrend en tegenstrijdig. Een min of meer gebruikelijke indeling, waarop naar behoefte variaties worden gemaakt, volgt hieronder.
|
Bij zaadplanten kunnen worden onderscheiden:
|
Christen Christiansen Raunkiær heeft de meest gebruikte de indeling van zaadplanten in levensvormen gemaakt. Deze wordt toegepast in de beschrijvende plantkunde en in de vegetatiekunde. De indeling is gebaseerd op de plaatsing van de organen (zoals knoppen en zaden) die van belang zijn voor het overleven van het ongunstige seizoen (zoals koude winters, droge zomers).
De indeling in levensvormen van Raunkiær wordt veel gebruikt en is veelvuldig aangepast.
|
Een gebruikelijke indeling bij korstmossen:
Bij de levermossen kan onderscheid gemaakt worden in folieuze of bebladerde levermossen en thalleuze levermossen.
Een globale indeling bij de mossen is die op grond van kun algehele vertakkingswijze, de bouw van de plant met van stengels en zijtakken en de plaats van de sporenkapsels. De onderscheiden groepen zijn topkapselmossen, slaapmossen en cladocarpe mossen. Enkele groepen passen niet goed in deze indeling, zoals de veenmossen.
Een wat nauwkeuriger indeling bij mossen is:
In zijn mossentabel (een determinatietabel voor levermossen, mossen en hauwmossen) onderscheidt Margadant de volgende praktische groepen:
|
Bronnen, noten en/of referenties |