Een regering van nationale eenheid, ook wel kabinet van nationale eenheid genoemd, is een regering bestaande uit een brede coalitie waarin alle (grote) politieke partijen zijn vertegenwoordigd. Deze regeringsvorm komt vaak voor in verband met een nationale crisis, bijvoorbeeld een oorlog(sdreiging).
In België, in het kasteel van Loppem, heeft koning Albert I in 1919 in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog een regering van nationale eenheid opgericht onder leiding van Léon Delacroix met de partijen CVP, BWP en LP, en grote hervormingen beslist (Akkoord van Loppem) : algemeen enkelvoudig stemrecht voor alle mannen vanaf 21 jaar, de erkenning van de vakbonden, een universiteit in Gent in het Nederlands. Deze regering werd ontbonden in november 1920. (Zie regering-Delacroix II).
In januari 2011 riep de voorzitter van de Waalse partij PS, Elio Di Rupo, op tot de vorming van een regering van nationale eenheid, omdat na een periode van meer dan zeven maanden na de verkiezingen van 13 juni 2010 er nog geen enkel zicht was op de vorming van een federale regering of een oplossing voor de politieke impasse. Di Rupo kreeg hiervoor geen bijval van de andere partijen.
President Abdurrahman Wahid vormde in 1999 zijn Kabinet van Nationale Eenheid in Indonesië.
In Israël zijn er een aantal nationale regeringen geweest, waarin de rivaliserende Arbeidspartij met de Likoed een regering vormden.
Luxemburg heeft twee nationale regeringen gehad:
Na de staatsgreep van 2021 vormde een groep verdreven wetgevers en parlementsleden de Regering van Nationale Eenheid van Myanmar, die door het Europees Parlement werd erkend als de legitieme regering van Myanmar.
Het Verenigd Koninkrijk heeft twee nationale regeringen gehad:
In de hoop om de rivaliserende politieke partijen weer bijeen te brengen tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, vormde de Amerikaanse president Abraham Lincoln in zijn tweede termijn als president een nationale eenheidsregering met de Democraat Andrew Johnson als zijn vicepresident.